Vanaf 1 april 2023 wordt de NIPT (Niet Invasieve Prenatale Test) onderdeel van het reguliere programma voor prenatale screening. De NIPT is een test waarbij het bloed van de moeder wordt gebruikt om in het laboratorium te testen of het ongeboren kind mogelijk down-, edwards– of patausyndroom heeft. De algemene informatie over de prenatale screening op down-, edwards- en patausyndroom, waaronder uitgebreide informatie over de NIPT, vindt u op de website www.meerovernipt.nl.
De basisprincipes van de NIPT blijven na 1 april 2023 hetzelfde: als een zwangere kiest voor de NIPT laat ze tijdens de zwangerschap onderzoeken of het kind down-, edwards- of patausyndroom heeft en kan ze zelf bepalen of ze ook nevenbevindingen wil weten.
De belangrijke verschillen vanaf 1 april zijn:
* De termijn waarop de zwangere de NIPT kan laten doen, wordt vanaf 1 april 2023 vervroegd van 11 naar 10 weken zwangerschap. De correcte uitgerekende datum moet dan wel al vastgesteld zijn.
* Zwangeren betalen geen eigen bijdrage meer voor de NIPT. Ze kunnen de bloedtest krijgen zonder dat daar kosten aan verbonden zijn.
* Zwangeren kunnen vanaf dan kiezen voor de NIPT zonder dat ze mee moeten doen aan een wetenschappelijke studie.
De uitslag van de nevenbevindingen verandert ook. De zwangere krijgt alleen die aanwijzingen voor nevenbevindingen te horen die mogelijk leiden tot ernstige gezondheidsproblemen bij het kind of tot complicaties tijdens de zwangerschap. Heel soms is er een aanweijzing voor een aandoening bij de moeder. Pas na vervolgonderzoek blijkt pas of het echt om een ernstige nevenbevinding gaat.
Drie soorten nevenbevindingen
Er kunnen, net als voorheen, drie soorten nevenbevindingen worden gevonden. Er is vervolgonderzoek nodig om te
weten om wat voor soort nevenbevinding het gaat:
• bij het kind: een chromosoomafwijking anders dan down-, edwards- of patausyndroom. Het gaat dan om een afwijking die mogelijk een ernstige ziekte veroorzaakt bij het kind.
• in de placenta (placentamozaïek): dit zijn chromosoomafwijkingen die alleen in (een deel van) de placenta zitten
en niet in het kind. De placenta kan daardoor minder goed functioneren. Overigens blijkt pas na vervolgonderzoek of
de nevenbevinding tot een ernstig gezondheidsprobleem kan leiden.
• bij de zwangere: heel soms kan er een aanwijzing zijn voor een verworven aandoening bij de moeder.
Van elke 1.000 zwangeren die kiezen voor de NIPT, krijgen ongeveer 4 zwangeren te horen dat er een aanwijzing voor
een nevenbevinding is.