Serotiniteit
De normale periode om te bevallen is van 37 tot 42 weken, dus tussen 3 weken vóór en 2 weken na de uitgerekende datum. De uitgerekende datum wordt bepaald tijdens de termijn echo. 50% van de zwangerschappen duren langer dan 40 weken en het is dus heel gebruikelijk dat iemand ´over tijd loopt´. Is iemand 42 weken of langer zwanger dan noemen we dat ´serotiniteit´. Serotiniteit komt voor bij 5% van de vrouwen.
Bij een zwangerschapsduur die langer dan 42 weken duurt kan het zijn dat de functie van de placenta minder goed kan voldoen aan de behoefte van je baby. Daarom wordt er geadviseerd om in te leiden bij een zwangerschapsduur van 42 weken.
Belangrijk blijft dat je baby een normaal bewegingspatroon behoudt in de zwangerschap. Bij twijfel hierover moet je altijd je verloskundige bellen zodat er een extra controle gedaan kan worden. Daarna zal er een extra controle gedaan worden in het ziekenhuis met behulp van een hartfilmpje (CTG). Hierbij wordt over een langere tijd, namelijk ongeveer 30 minuten, de hartslag van je baby geregistreerd.
Vanaf 41 weken: de keuzemogelijkheden
1. Afwachten
Als alle controles goed zijn en de zwangerschap medisch gezien goed verloopt, is het verantwoord om tot het eind van je uitgerekende periode (dus tot 42 weken) af te wachten tot de bevalling spontaan begint. Belangrijk is dat jij je goed voelt en dat je je baby goed voelt bewegen. Met afwachten geef je je lichaam maximaal de tijd om het proces van rijping te laten voltrekken. Hierna is je lichaam eraan toe om te bevallen, waardoor je niet of minder hoeft te forceren.
Als je voor de 42 weken nog niet bent bevallen kunnen wij tussen 41 en 42 weken een controle laten plannen in het ziekenhuis. Daar wordt meestal door middel van een echo en hartfilmpje (CTG) de conditie van je baby beoordeeld. Er wordt gekeken of er nog voldoende vruchtwater is. Verder wordt er een inwendig onderzoek gedaan om te kijken of de baarmoedermond al enigszins rijp is. Na deze onderzoeken wordt met je besproken wanneer en hoe een eventuele inleiding gepland gaat worden.
2. Strippen
In principe kan je gestript worden vanaf 41 weken, dit gebeurt tijdens een inwendig onderzoek. De vliezen worden daarmee losgewoeld van de binnenkant van de baarmoeder. De vliezen zitten daar als het ware tegen aangeplakt. Door het strippen komen hormonen vrij die het rijpen van de baarmoedermond bevorderen en het kan werken als katalysator voor het op gang komen van de baring. De vliezen worden in principe hierbij niet gebroken. Het strippen geeft geen extra complicaties. Om te kunnen strippen doet je verloskundige een inwendig onderzoek en moet de baarmoedermond soepel en week zijn en een stukje open staan. Dit komt vaker voor als je eerder bevallen bent. Bij een stugge gesloten baarmoedermond is strippen niet mogelijk.
Het strippen tijdens het inwendig onderzoek kan een vervelend gevoel geven. Je kunt altijd aangeven als het niet fijn voor je is, zodat we kunnen stoppen. Na het strippen kan een beetje bloedverlies optreden. Soms gaat het ook gepaard met slijmverlies of het loskomen van de slijmprop. Dit is een normaal fenomeen. Het bloed is afkomstig van de rijk doorbloedde baarmoedermond en komt dus niet bij je baby vandaan. Je hoeft je daar geen zorgen om te maken. Als het bloed zoveel is als de ergste dag van je menstruatie of meer dan dat, dan vragen we je ons te bellen. Verder geeft het strippen vaak menstruatie achtige krampen, deze bevorderen de rijping.
Het uiteindelijke doel is dat de krampen overgaan in ontsluitingsweeën. Je merkt dan dat de krampen pijnlijker worden. Daarnaast worden ze steeds regelmatiger en worden de pauzes korter. Als je niet bevalt na het strippen, kan het strippen herhaald worden. Het wordt uitgevoerd tijdens een controle op het spreekuur.
Strippen vanaf 41 weken halveert de kans op serotiniteit.
3. Inleiden
In het Dijklander ziekenhuis in Hoorn kan je er voor kiezen om de baring in te laten leiden vanaf 41 weken. Bij een inleiding wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht. Vanaf het moment dat je ingeleid wordt heb je een medische indicatie.
Als je kiest om je bevalling in te leiden bij 41 weken, betekent dit dat we tussen 40 en 41 weken een afspraak plannen voor controle in het ziekenhuis. Dit betekent niet dat je die dag ingeleid wordt. Er wordt een inwendig onderzoek gedaan om te kijken of je baarmoedermond al enigszins rijp is. Een onrijpe baarmoedermond is nog lang en voelt stug aan. Meestal is er nog geen ontsluiting. Een rijpe baarmoedermond is korter, voelt zachter en vaak is er al wat ontsluiting. In dat laatste geval is een inleiding mogelijk.
Wanneer de baarmoedermond onrijp is, kan de gynaecoloog of de verloskundige je baarmoedermond ‘rijp’ maken. In medische termen spreekt men van primen. Er zijn meerdere mogelijkheden om te primen. Men bespreekt met je welke methode wordt toegepast. Dit primen kan met een ballon of met medicatie. Zeker bij een erg onrijpe baarmoedermond is het nogal eens nodig om de priming te herhalen, soms gedurende een aantal dagen. Bij priming ontstaan vaak menstruatie-achtige krampen, zonder dat dit nog echte ontsluitingsweeën hoeven te zijn. Dit brengt de rijping van je baarmoedermond op gang. Pas als je baarmoedermond volledig rijp is kan de bevalling verder ingeleid worden.
Verdere informatie over een inleiding vind je in de folder ‘Inleiden van de baring’.
Bij drukte lukt het niet altijd om bij 41 weken in te leiden. Wij vragen hiervoor jullie begrip.
42 weken en dan?
Vanaf 42 weken heb je een medische indicatie en is het advies om de bevalling in te leiden. Je bevalt dan in het ziekenhuis, onder begeleiding van de klinisch verloskundige en/of gynaecoloog. In overleg met hen kan je er voor kiezen om nog verder af te wachten. Je krijgt dan dagelijks een CTG.
Dit alles betekent dat je eigen verloskundige er niet bij is. Bij een ongecompliceerd verloop van de bevalling mag je vaak binnen enkele uren weer naar huis.
Tot slot
Heb je nog vragen naar aanleiding van deze folder, aarzel dan niet om deze met je verloskundige te bespreken. Wij zijn altijd bereid het
een en ander nader toe te lichten.