Inleiden van de bevalling

Inleiden

Bij een inleiding brengt men de bevalling kunstmatig op gang. Een inleiding vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog/klinisch verloskundige. Deze folder geeft algemene informatie. Aan het einde vindt u een verklarende woordenlijst. U kunt ook altijd vragen stellen aan uw verloskundige.

Waarom wordt een bevalling ingeleid?

Een inleiding wordt meestal geadviseerd als de gynaecoloog verwacht dat de situatie voor de baby buiten de baarmoeder gunstiger zal zijn dan daarbinnen. De bevalling wordt dan opgewekt op een tijdstip dat de toestand van het kind goed is en men verwacht dat de baby een normale bevalling kan doorstaan. Ook complicaties bij u zelf kunnen een reden zijn voor het inleiden van de baring. Enkele veel voorkomende redenen voor inleiding zijn hieronder beschreven.

Serotiniteit

Als u twee weken na de uitgerekende datum niet bevallen bent, wordt er gesproken van ‘over tijd’ zijn. De medische term hiervoor is serotiniteit. De zwangerschapsduur bedraagt dan 42 weken. Over het algemeen wordt tussen 41 en 42 weken een afspraak gepland bij de klinisch verloskundige of gynaecoloog. Dan kan er een echo gemaakt worden om de hoeveelheid vruchtwater te beoordelen, een CTG om de harttonen van de baby te registreren en een inwendig onderzoek. Na deze onderzoeken wordt met u besproken wanneer en hoe een eventuele inleiding gepland gaat worden.

Langdurig gebroken vliezen

Het breken van de vliezen kan het eerste teken zijn van het begin van de bevalling. Als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn, spreekt men van langdurig gebroken vliezen. De bevalling kan dan alsnog uit zichzelf op gang komen. Wel wordt een bevalling in het ziekenhuis geadviseerd, omdat er iets meer infectiegevaar bestaat. Bij langdurig gebroken vliezen is het verstandig rectaal (= via de anus) de temperatuur op te nemen. Bij een temperatuur hoger dan 37,8 °C moet u contact opnemen met de afdeling verloskunde. Als de vliezen langer dan drie dagen gebroken zijn bij een voldragen zwangerschap, wordt met u een afspraak voor een inleiding gemaakt. Als de vliezen voor de 37 weken breken, wordt vaak langer afgewacht zolang er geen tekenen van infectie zijn.

Groeivertraiging van de baby

Het kan zijn dat de verloskundige of gynaecoloog vindt dat uw baby aan de kleine kant is. Met een echo wordt bekeken of dit inderdaad zo is. Ook weinig vruchtwater kan duiden op een (te) klein kind. Met behulp van regelmatige echo’s wordt de baby gecontroleerd.  Zo nodig wordt de conditie van de baby gecontroleerd met een CTG. Indien de gynaecoloog van mening is dat de baby onvoldoende groeit of dat de conditie van de baby achteruit dreigt te gaan, kan een inleiding geadviseerd worden.

Vermindering van de functie van de placenta

De baby krijgt voeding en zuurstof via de placenta. Soms kan deze minder goed gaan functioneren, bijvoorbeeld bij een hoge bloeddruk of diabetes met complicaties. De gynaecoloog kan van mening zijn dat het voor de baby beter is om geboren te worden. Dan wordt een inleiding met u besproken.

Andere redenen

Er zijn nog vele redenen waarom geadviseerd kan worden om de bevalling in te leiden. Deze kunnen te maken hebben met het verloop van de vorige bevalling of met andere bijkomende problemen tijdens de huidige zwangerschap.
Soms is er een verschil tussen de noodzaak van een inleiding en de uw wens. Bespreek dit dan met uw verloskundige of gynaecoloog.

Voorbereiding

Om uzelf voor te bereiden op een bevalling in het ziekenhuis, is het in het Dijklander ziekenhuis regelmatig mogelijk om een kijkje te nemen op de verloskamers. Wanneer u hierin interesse heeft, kunt u kijken op de website van het Centrum voor Geboortezorg (www.centrumvoorgeboortezorg.nu) voor alle data.

Over het algemeen moet u dezelfde spullen meenemen als bij een ‘gewone’ bevalling: kleding voor uzelf voor, tijdens en na de bevalling, wat toiletartikelen en babykleertjes. Ook is het verstandig wat ter ontspanning en tijdverdrijf mee te nemen. De eerste uren zijn er soms nog niet zoveel weeën. Wat afleiding kan dan plezierig zijn.

Wanneer is een inleiding mogelijk?

Een inleiding kan pas plaatsvinden als de baarmoedermond al een beetje open en verweekt is. Verloskundigen en gynaecologen gebruiken hiervoor de term ‘rijpheid’. Een onrijpe baarmoedermond is nog lang en voelt nog stevig aan. Meestal is er nog geen ontsluiting. Een rijpe baarmoedermond is over het algemeen korter. Ook voelt deze weker aan en is er ontsluiting.

Als de baarmoedermond onrijp is

Wanneer de baarmoedermond onrijp is en er toch een reden is om de bevalling op gang te brengen, kan besloten worden de baarmoedermond ‘rijp’ te maken. De meest toegepaste methode is het inbrengen van een ‘ballonnetje’ in de baarmoedermond, de zogenaamde ballonkatheter. In enkele gevallen is het noodzakelijk om medicatie in te brengen in de vagina.

De ballonkatheter
De ballonkatheter wordt via de vagina in de baarmoedermond ingebracht waarna het ballonnetje wordt gevuld. Het doel is om de baarmoedermond zachter en weker te maken, zodat er ontsluiting ontstaat. Om de katheter goed in te kunnen brengen, wordt u op een speciaal bed gelegd met uw benen in beensteunen en wordt met behulp van een speculum (eendenbek) de ballonkatheter ingebracht. Na het inbrengen van een ballon kunt u wat bloedverlies hebben. Een beetje bloedverlies is normaal. Als na het inbrengen van de katheter het CTG goed is, mag u meestal in de loop van de uren daarna weer naar huis. Soms kunt u thuis de ballonkatheter verliezen. Dit kan een vreemd gevoel zijn, maar heeft verder geen consequenties. Indien u verder geen klachten heeft kunt u die dag afwachten. De ballon blijft meestal 12-24 uur zitten en daarna wordt via inwendig onderzoek beoordeelt of er veranderingen zijn ontstaan aan de baarmoedermond. Soms is het nodig om de ballon verder te vullen om meer rijping te verkrijgen. Als er voldoende ontsluiting is, kunnen de vliezen gebroken worden en kan er met een infuus gestart worden om weeën op te wekken.
Soms ontstaan er na het inbrengen harde buiken. Dit zijn meestal nog geen weeën. Van weeën wordt pas gesproken als er ontsluiting ontstaat. Soms gaan harde buiken wel over in weeën en komt de bevalling op gang.

Wanneer bellen na inleiding met een ballonkatheter?
U wordt verzocht contact op te nemen met de afdeling verloskunde indien er sprake is van één van de onderstaande symptomen:

  • regelmatige weeën om de (minimaal) 5 minuten;
  • verlies vruchtwater;
  • verlies helderrood bloed;
  • weinig kindsbewegingen (minder leven voelen).;
  • heftige aanhoudende pijn in de buik;
  • koorts (rectaal 37,8 °C);
  • bij twijfel.

Afdeling Verloskunde: 0229 257 838

Er wordt voor vertrek afgesproken wanneer u weer verwacht wordt op de afdeling; dit is meestal de volgende ochtend. Dan wordt de rijpheid van de baarmoedermond opnieuw beoordeeld en een nieuw beleid afgesproken.

Het inleiden van de bevalling

Wanneer er sprake is van een rijpe baarmoedermond en de vliezen kunstmatig gebroken kunnen worden, zal besloten worden de vliezen te breken en de weeën op gang te brengen. Het op gang brengen van de weeën gebeurt door middel van een infuus. Er wordt een naaldje in een bloedvat van uw hand of onderarm ingebracht, daarop wordt een dun slangetje aangesloten. Via een pompje worden medicijnen (oxytocine) toegediend om de weeën op gang te brengen. 

De dosering gaat stapsgewijs omhoog. Geleidelijk gaan de weeën beginnen. De conditie van uw baby wordt gecontroleerd met een CTG. Dit kan via een band om de buik, maar meestal zal er een draadje (schedelelektrode) op het hoofdje van de baby vastgemaakt worden om de harttonen te registreren. Dit gebeurt via een inwendig onderzoek. De weeën worden geregistreerd door middel van een band om de buik.

Hoe gaat de bevalling verder?

Nadat de inleiding is gestart, is het verloop in principe hetzelfde als bij een ‘normale’ bevalling. Dit betekent dat de weeën langzamerhand heviger en pijnlijker worden. Over het algemeen heeft u de vrijheid om de weeën op uw eigen manier op te vangen; zittend op een stoel of een bal, staand naast het bed of liggend/zittend in bed. De bewaking van het kindje door middel van de schedelelektrode en het infuus beperken in enige mate de mobiliteit tijdens de bevalling. Over het algemeen wordt de baby binnen 24 uur geboren.
Omdat er een medische reden bestaat om de bevalling in te leiden, krijgt u een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. In het Dijklander ziekenhuis kunnen er naast klinisch verloskundigen en verpleegkundigen ook mensen in opleiding aanwezig zijn. De bevalling wordt door de klinisch verloskundige begeleid en zo nodig komt de gynaecoloog erbij. De gynaecoloog en verloskundige werken in nauw overleg met elkaar en de gynaecoloog is eindverantwoordelijk.

Risico's en complicaties

Bij elke bevalling kunnen complicaties optreden, of de bevalling nu wordt ingeleid of niet. We bespreken hier een aantal complicaties die met een inleiding kunnen samenhangen.

Langdurige bevalling
Bij inleiding bestaat er een grotere kans op een langdurige bevalling, waarvoor soms een kunstverlossing wordt gedaan zoals het gebruiken van een vacuümpomp of een keizersnede.

Hyperstimulatie
Hierbij komen er te veel weeën te snel achter elkaar. Als dit lang duurt kan zuurstofgebrek bij de baby optreden. Hyperstimulatie wordt verholpen door het infuus stop te zetten. Soms moet een weeën remmend medicijn gegeven worden.

Sneuvelen van het infuus
Dit is in wezen geen echte complicatie. Wel vinden vrouwen het vaak vervelend als er opnieuw een infuus ingebracht moet worden.

Ontsteking op het hoofd of de billen van de baby
Zoals beschreven, wordt er bij een inleiding meestal een draadje in de hoofdhuid van de baby vastgemaakt om de harttonen te registreren (schedelelektrode). Een enkele keer kan op de plaats waar de elektrode vastgemaakt is, een ontsteking ontstaan. Dit is niet ernstig, maar wel vervelend voor de baby.

Te veel bloedverlies
Bij een inleiding komt het vaker voor dat het bloedverlies in de eerste uren na de bevalling meer is dan bij een natuurlijke bevalling.

Beleving van de bevalling
Het rijpen van de baarmoedermond en de ontsluiting wordt kunstmatig in gang gezet bij het inleiden van de bevalling. Dit wordt in een kortere tijdsperiode gedaan in vergelijking met het spontaan op gang komen van de bevalling. Bij een inleiding kan om deze reden de bevalling als pijnlijker of heftiger worden ervaren. Er is vaker behoefte aan pijnstilling tijdens een inleiding van de bevalling. Ook zijn er beperktere keuzemogelijkheden bij een ingeleide bevalling. Bijvoorbeeld wie de bevalling begeleidt, minder houdingen mogelijk, minder bewegingsvrijheid, geen keuze meer in plaats bevalling.

Tot slot

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, aarzel dan niet om deze met uw verloskundige of gynaecoloog te bespreken.

N.B. In uitzonderlijke situaties wordt soms door onverwachtste extreme drukte op de afdeling de inleiding een dag verplaatst. Dit is echter alleen in gevallen waarin dit medisch verantwoord is.

Woordenlijst

CTG:
cardiotocogram; registratiemethode om de conditie van de baby en de weeënactiviteit te beoordelen.

Inleiden:
het op gang proberen te brengen van de bevalling.

Oxytocine:
Hormoon in vloeistofvorm dat door middel van een infuus wordt toegediend om de weeën op gang te brengen.

Placenta:
moederkoek.

Schedelelektrode:
Een dun draadje dat op het hoofdje van de baby wordt geplaatst om de harttonen te registreren.

Serotiniteit:
Een zwangerschap die langer dan 2 weken na de uitgerekende datum blijft bestaan.

Scroll naar boven